De cons van probiotica
Over probiotica horen we alleen maar positieve dingen. Dat krijg je ervan, als producenten bijna volledig de wetenschappelijke agenda bepalen. Dat probiotica wellicht ook minder mooie kanten hadden, dat vertelden microbiologen alleen in besloten kring. Nu de maag-darm-leverarts Satish Rao de knuppel in het hoenderhok heeft gegooid, komt daar misschien verandering in.
Als je de studies mag geloven, dan zijn probiotica allemachies leuke dingen. Neem nou Lactobacillus helveticus Lafti L10. Stop dat ding in capsules, geef die gedurende de wintermaanden aan topsporters, et voila: de dames en heren atleten zijn veertig procent minder dagen ziek dan als ze een placebo krijgen. Of neem Lactobacillus plantarum TWK10, een probiotische bacterie die je kunt vinden in de Taiwanese tegenhanger van onze zuurkool. Labmuizen die deze bacterie toegediend krijgen worden fitter, sterker, gespierder en slanker. Nog zo’n razend interessant organisme is Bifidobacterium animalis subsp. lactis LKM512. Proefdieren leven volgens Japans onderzoek fors langer dan normaal als ze elke dag een beetje van die bacterie door hun voer krijgen.
Organismen als Lactobacillus helveticus Lafti L10, Lactobacillus plantarum TWK10 en Bifidobacterium animalis subsp. lactis LKM512 hebben met elkaar gemeen dat ze verkrijgbaar zijn als supplement en probiotisch voedingsmiddelen, en uitvoerig zijn bestudeerd en beschreven in studies. In gesponsorde studies, welteverstaan. De bedrijven die het patent op het bewuste organisme hebben investeren miljoenen in onderzoek naar deze organismen.
Zo moeilijk als het is om een natuurlijke stof uit planten te patenteren, zo makkelijk is het om het intellectueel eigendom op een bacterie te verwerven. En terwijl bedrijven nauwelijks te porren zijn voor onderzoek naar stoffen als creatine, L-citrulline of bèta-alanine, zijn ze wel bereid kapitalen op tafel te leggen voor onderzoek naar de werking van een bacterie. Zolang het maar hun eigen bacterie is.
Wat weten we niet?
Het positieve gevolg van die situatie is dat de ene na de andere razend interessant publicatie over probiotica verschijnt. Gezamenlijk laten ze zien dat in vrijwel alle facetten van gezondheid de goedaardige organismen in ons lichaam een rol van betekenis spelen. Er zijn probiotica die – in dierstudies, tenminste – haaruitval tegengaan en tegelijkertijd de testosteronspiegel verhogen. Er zijn probiotica die overgewicht te lijf gaan, en er zijn zelfs probiotica die helpen bij jeuk door eczeem. I kid you not.
Maar goed, als je met dat onderzoek iets wilt doen, dan heb je dus een probleem. Bijna elke studie gaat over een specifieke bacterie. Zie die maar ´s in handen te krijgen. Bovendien, en dat is een serieuzer probleem, geven al die o zo interessante studies waarschijnlijk een eenzijdig beeld. Ze maken ons weinig wijzer over de eventuele bijwerkingen van probioticagebruik. Studies waarin de wonderbare organismen niets doen, of negatieve effecten hebben, zijn er nauwelijks. Je moet er echt met een lampje naar zoeken.
Het begin van alles
Dat grote probleem speelt eigenlijk al vanaf de begindagen van het probioticatijdperk. Dat begon in 1901, toen de Russische bioloog en Nobelprijswinnaar Ilya Mechnikov zijn boek The Prolongation of Life publiceerde.
In dat boek vertelde Mechnikov, die niet alleen het woord ‘gerontologie’ uitvond maar ook pionierde op het gebied van de immunologie en antiveroudering, over zijn onderzoek naar de opvallende gezondheid van Bulgaarse boeren. Die schreef hij toe aan hun consumptie van Bulgaarse yoghurt, een levensmiddel dat ontstaat als het probioticum Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus melk fermenteert. Mechnikov was ervan overtuigd dat die bacterie zich prima thuis voelt in de menselijke darm, en daar kwaadaardige organismen verdringt. Als gevolg daarvan worden we gezonder en kunnen we langer leven als we gefermenteerde producten gebruiken, aldus Mechnikov. Hijzelf experimenteerde met een probiotische bacteriecultuur die hij had geïsoleerd uit Bulgaarse yoghurt. Hij zwoor erbij.
We weten niet precies wat voor bacteriecultuur dat was. In de encyclopedieën en handboeken staat dan wel dat het ging om Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus, maar dat kan eigenlijk niet. Sommige effecten die Mechnikov waarnam kunnen eigenlijk niet het gevolg zijn toediening van die bacterie. Omdat de bacteriecultuur van Mechnikov verloren is gegaan, zullen we het waarschijnlijk nooit weten.
Maar dat maakt Mechnikovs werk niet minder belangrijk. Zijn boek inspireerde bijvoorbeeld de Japanse microbioloog Minoru Shirota, de ontdekker van de bacterie Lactobacillus paracasei Shirota. En als je nog meer bewijs nodig hebt, moet je maar even in het koelvak van je buurtsuper kijken, en een blik werpen op het gestaag groeiende assortiment aan met probiotica opgevoerde zuivelproducten. Zonder Mechnikov had die industrietak niet bestaan.
Vraagtekens
Kritische microbiologen zetten wel eens hun vraagtekens bij de alsmaar groeiende populariteit van probiotica, maar dat gebeurt meestal binnenskamers of in de beslotenheid van een collegezaal. Da’s nogal wiedes. Ook de schoorsteen van microbiologen moet roken, en het zal duidelijk zijn waar in deze sector het geld vandaan komt. Dat verklaart waarschijnlijk waarom de eerste volwaardige wetenschappelijke publicatie die melding maakt van minder mooie eigenschappen van probiotica niet is geschreven door microbiologen – maar door artsen.
Bedenkelijke onderzoeksuitkomsten
Dat artikel verscheen een paar maanden geleden, en het is geschreven door de Amerikaanse maag-darm-leverarts Satish Rao. Rao bestudeerde een groep van 38 patiënten die kampten met buikklachten als een opgezwollen en pijnlijke buik, en meestal ook vaak vermoeid waren en niet helder konden denken. Brain fogginess, noemen Rao en zijn medewerkers dat laatste.
Letterlijk alle patiënten in die laatste categorie gebruikten probiotica in de vorm van supplementen en functional foods, ontdekte Rao. Sommige patiënten gebruikten wel drie of vier van dit type producten tegelijkertijd. En Rao ontdekte ook waardoor die probiotica vermoeidheid en mentale problemen veroorzaakten: ze produceren in de dunne darm giftige hoeveelheden D-melkzuur.
D-Melkzuur – in het Engels: D-Lactic Acid – is een variant van het L-melkzuur dat je spieren aanmaken tijdens intensieve inspanning. Het lichaam kan goed overweg met L-melkzuur, maar kan maar een beperkte hoeveelheid D-melkzuur verwerken. Loopt de hoeveelheid D-melkzuur in de bloedbaan te hoog op, dan kunnen de hersenen niet meer goed functioneren. Mensen worden suf, missen energie en merken dat allerlei cognitieve functies, zoals geheugen en aandacht, achteruit gaan.
Het verhelpen van de klachten was, na deze analyse, eenvoudig. Rao liet de proefpersonen stoppen met hun probiotica en gaf ze een antibioticakuurtje. En vanaf dat moment behoorden hun problemen tot het verleden.
Ik weet niet hoe het met jullie is, maar na lezing van Rao’s publicatie staat ondergetekende een stuk geserveerder tegenover het gebruik van probiotica. Dat goedaardige bacteriën een grote rol in de gezondheid spelen staat nu wel vast, en niet voor niets houden biologen ons voor dat we eigenlijk symbionten zijn: we leven in symbiose met de micro-organismen op en in ons lichaam. Het is ook duidelijk geworden dat een evenwichtige darmflora het immuunsysteem ervan weerhoudt zich tegen het lichaam te keren, en nog 1001 andere functies heeft. Maar onze fundamentele kennis is nog zo rudimentair, dat het wellicht geen goed idee is om een specifieke bacterie in grote hoeveelheden te gaan gebruiken.
Mocht je per se willen experimenteren met probiotica, houd het dan op traditionele gefermenteerde levensmiddelen die we al honderden jaren op dagelijkse basis binnenkrijgen. Zuurkool, bijvoorbeeld. Of gewone recht-toe-recht-aan yoghurt. De bacteriën in zowel zuurkool als in yoghurt zijn volgens wetenschappers volwaardige probiotica – maar dan wel probiotica waarvan je kunt aannemen dat ze veilig zijn.
Willem Koert
Misschien vind je dit ook interessant?
Het beste eiwitsupplement
Lang leve de multi
Het meest onderschatte supplement van allemaal
In het lichaam van een normaal gebouwde volwassene zit iets van 20-30 gram magnesium. Grofweg de helft daarvan zit in de botten, een kwart in de spieren en de rest in de organen. Magnesium speelt een belangrijke en onderbelichte rol bij de opbouw van het skelet, en er zijn voor zover bekend zo’n driehonderd enzymen in het lichaam die niet kunnen functioneren zonder magnesium. En daar zitten enzymen bij die nodig zijn voor de meest basale processen in het lichaam.